Of liever we richten ons op het verkeerde. Want ergens heeft het woord talent in zich dat het ‘van zelf gaat, je hebt tenslotte talent.’
Er is geen topsporter die niet kei en keihard gewerkt heeft om te komen waar hij of zij is. Wat wel bestaat is een sporter met een enorm potentieel. En alleen als dat potentieel volledig wordt benut, groeit hij door naar een talent. Of het nu sport is of werk.
Alleen als je doorzettingsvermogen toont, passie kent, je doel duidelijk hebt. Je niet bang bent om fouten te maken, te leren van de fouten en eindeloos te oefenen. Alleen wanneer het werkelijk van jou is, niet van je ouders, je coach of de vrienden om je heen, kun je iets waar je goed in bent ontwikkelen tot een talent. En natuurlijk heb je daar je ouders, je coach en je vrienden bij nodig. Maar alleen jij kan er al die uren instoppen. Alleen jij kan terug vechten na enorme tegenslagen. Alleen jij kan jouw doelen stellen en ervoor gaan.
Je probeert, je faalt, je staat op en valt weer en ergens concludeer je dat je het plafond van je kunnen hebt bereikt. Of…en dan ontstaat het verschil tussen een potentieel en een talent; je zoekt een andere weg, probeert opnieuw net zo lang totdat je door het plafond heen breekt, omdat je weet wat jouw doel is, omdat je weet wat je wil bereiken. Uur na uur, week na week, jaar na jaar. Dat maakt je tot een topsporter. Dat bloed, zweet en die tranen, dat zien de toeschouwers niet. Ze zien alleen het eindresultaat. De beker, de medaille. Het talent.
“Pour atteindre son but il ne faut qu’aller.”